donderdag 15 december 2011

Even stil

‘Ik ben even stil’, schrijft mijn moeder, ‘want de wind en de regen maken al herrie genoeg’. Met één simpele zin op het prikbord van haar Facebook pagina laat ze anderen weten wat haar bezig houdt – of juist niet. Eén simpele zin waar zoveel meer achter schuilt dan een weerbericht. Eén simpele zin die alle telefoontjes, bezoekjes, kaartjes of andere vormen van een persoonlijker contact onnodig maakt. Maar ach, wie stuurt er tegenwoordig nog een kaart? Dat gaat immers veel sneller, gemakkelijker en goedkoper met een ‘DM’ (Direct Message). En telefoneren doen we ook steeds minder nu ‘pingen’ gratis is.
De digitale techniek maakt ons volgens sommigen een stuk onpersoonlijker en soms zelfs onbetrokken. Toch maakt die zelfde techniek het tegenwoordig ook een stuk gemakkelijker om op de hoogte te blijven van het ‘wel en wee’ in elkanders leven. De social media speelt een grote en belangrijke rol in ons leven. Tweets en what’s appjes hebben de plaats ingenomen van verjaardagskaarten, trouw- en andere felicitaties en ja, zelfs condoleances. Scrabble speel je met je vrienden nu gewoon via de smartphone – laten we wel wezen, je hoort er tegenwoordig gewoon niet meer bij als je zo’n ding niet hebt. De verschillende social media applicaties laten ons weten wie, wanneer, waar en vaak zelfs via wie een nieuwe baan heeft gevonden, wie wanneer geboren wordt, jarig is, of dit leven verlaat en feliciteren tot condoleren kan gewoon ‘online’. Wat wil een mens nog meer? Gemakkelijk, snel en veelal gratis. Het maakt persoonlijk contact volkomen overbodig.
Het klinkt hard en in de praktijk is dat soms ook best zo, maar het digitaliseren van onze contacten heeft beslist ook een positieve keerzijde. Gisteren kreeg ik een mail van een moeder uit België. Een moeder van een ernstig allergisch dochtertje, naarstig op zoek naar iets dat zij binnen de grenzen van haar dochters dieet toch in hemelsnaam voor haar kan koken of bakken. Van een via-via kennis uit Granada (ja, Spanje) hoorde zij over mijn boek. Via Google vond zij mijn website en zo belandde haar berichtje ’s avonds bij mij in de –tja- mailbox. Direct kon ik haar antwoorden en geruststellen dat alle recepten in het boek vrij zijn van al die toppers van allergenen die haar dochtertje allemaal niet mag hebben. Dat alle ingrediënten – van Nederland tot Amerika -  gewoon in de lokale supermarkt te vinden zijn en dat het boek in België te koop is of in Nederland besteld en verzonden kan worden. Op de ouderwetse manier had dit wekenlang tijd gekost, als zij mij überhaupt al had kunnen vinden. En nu, met een beetje geluk, zet zij met kerst haar dochtertje iets veiligs én lekkers voor. Kijk, dat vind ik dan weer mooi en zo voel ik mij eigenlijk best persoonlijk betrokken.
2011 is een jaar geweest met heel wat ‘ups’ en ‘downs’. Soms was ik even stil op Facebook en Twitter en soms had ik zoveel te vertellen dat het gewoonweg niet binnen de daarvoor bestemde 160 tekens paste. Wat je wel en niet ‘deelt’, heb je gelukkig nog altijd zelf in de hand en tegenwoordig kun je ook selecties maken in je honderden digitale vrienden en bepaal jij wie je het meest dierbaar is en wie slechts een vage kennis. De één leest alles van je, de ander bijna niets. En ben je ze echt zat, dan kan je ze altijd nog ‘ontvrienden’. Gaat ook een stuk gemakkelijker dan in ‘real life’ want één druk op de knop, bespaart je heel wat ongemakkelijke gesprekken. Je zou het bijna onpersoonlijk noemen.
Een hoogtepunt in 2011 is beslist mijn eigen kookprogramma op televisie. ‘Weer een kookprogramma?’, hoor ik je denken. Het viel mij op dat in de - inderdaad vele en vele-  kookprogramma’s op televisie zelden aandacht wordt besteed aan voedselovergevoeligheid. En dat terwijl het in toenemende mate een rol speelt in de al dan niet digitaliserende maatschappij. Daar wil ik verandering in brengen. Op een real life culinair event - ja jongens, ze bestaan nog – ontmoette ik programmamaker C. van de lokale omroep. C. was direct enthousiast over mijn idee en al snel ontstond het concept voor het kookprogramma ‘Lekker eten met voedselovergevoeligheid’ waarvan op 1 oktober j.l. de eerste uitzending was. Voedselovergevoelige mensen in de Betuwe konden vanaf dat moment genieten van lekker eten. Maar hoe zit het dan met al die andere voedselovergevoelige Nederlanders? Kijk, daar is dan gelijk weer een prachtig voorbeeld van de prettige bijkomstigheden van een digitaliserende maatschappij. Via YouTube is het kookprogramma namelijk niet alleen in de Betuwe te bekijken, maar wereldwijd* . En zo maken mensen nu van Terschelling tot Sint Maarten (de Caribische variant) veilige lunchtrommels, soepen en pepernoten. Ja, daar word zelfs ik even stil van.
De wereld wordt kleiner maar mijn wereld wordt groter. Dat is ook bijzonder hoor. Ik ontmoet bijzondere en inspirerende mensen en maak dingen mee die ik vroeger alleen maar kon dromen. De ‘Kookboek van het Jaar’ verkiezing is ook zo’n hoogtepunt uit 2011. Mijn boek deed mee in de categorie ‘Beste initiatief’. Ik werd uiteindelijk niet genomineerd, maar dat mocht de pret geenszins drukken. Ik vond het een geweldige ervaring. Zo was ik aanwezig tijdens het symposium ‘Kookboek van de Toekomst’. Een interessante ‘discussie’ over het wel of niet digitaliseren van kookboeken. De meningen zijn verdeeld. Persoonlijk zou ik heel veel boeken graag in een digitale variant hebben. Woordenboeken, naslagwerken, encyclopedieën. Maar kookboeken, nee! Ik verzamel die dingen alsof mijn leven ervan afhangt. Heb ik eens een vrij uurtje –wat niet zo vaak voorkomt- dan kruip ik het liefst in mijn heerlijke stoel, omringd door een grote stapel kookboeken en blader en geniet. De hele oude kookboeken hebben een bijzondere geur en ruiken naar jarenlang koken. De nieuwe kookboeken kraken en ruiken nog zo lekker –althans, tot dat ik ze vaak genoeg heb doorgebladerd. Een kookboek lééft. In een kookboek vind ik de vlekken terug van dat ene perfecte etentje ooit eens, lees ik mijn eigen anekdotes over hoe het recept –naar mijn eigen wijze (en) mening-  zoveel beter kan en vind ik zelfs correspondenties terug tussen vriendinnen die heel wat decennia geleden al uit datzelfde boek kookten. Een digitaal kookboek, sorry, ik moet er niet aan denken.
Voor mijn veertigste verjaardag –was dat een hoogtepunt?- kreeg ik van een vriendin die weet hoe graag ik schrijf, een prachtig notitieboek. De dikkere variant, in stof gebonden, met grote witte pagina’s ongelinieerd papier die bijna smeken om gevuld te worden. En wie ben ik dan om die smeekbede niet te beantwoorden? Van zoiets krijg ik onmiddellijk inspiratie (van dat of met de hond lopen) en boek 2 is in wording. Boek 2 wordt een geweldig allergeenvrij bakboek. Met boek 2 ga ik helemaal los. Een fantastisch en bijzonder grafisch talent uit mijn intieme (tja…) vriendenkring heeft beloofd mee te denken over een unieke vormgeving. Boek 2 wordt prachtig. Ik voel het gewoon.  Met boek 2 hoop ik de smeekbeden van al die fans van boek 1 te beantwoorden. Met boek 2 doe ik volgend jaar gewoon weer mee aan de ‘Kookboek van het Jaar’ verkiezing. Nieuw hoogtepunt denk je? Ach, nooit geschoten altijd mis. Want als 2011 mij één ding heeft geleerd, is het dat je altijd moet blijven dromen. Pluk de dag, want het kan zo ineens de laatste zijn.
‘Wie schrijft, blijft’, zei mijn vader altijd. Ik schrijf weer. Ik schrijf weer en oh wat voelt dat heerlijk. Nieuwe recepten, geweldige tips, heerlijke ideeën en al wat een voedselovergevoelig mens nog veel gelukkiger gaat maken. Maar de kerstkaarten sla ik dit jaar nog maar een jaartje over. Wat ik zei, 2011 was een jaar met heel wat ‘ups’ en ‘downs’. Misschien stuur ik nog een mailtje rond, met kerstwensen en de hoop voor een beter 2012. En dat terwijl de mooiste kaart die ik tot nu toe ontvangen heb, een ‘echte’ is. Eentje van een lief vriendinnetje die mij geen ‘vrolijk kerstfeest’ of ‘heerlijke dagen’ wenst, maar die schrijft dat ze aan mij denkt in deze moeilijke dagen. Twee jaar geleden verloor ik mijn zoontje. Twee weken geleden mijn vader. Daar krijg ik dan soms geen letter door op papier en ben ik even oorverdovend stil, net als mijn moeder en laat de wind en de regen het luidruchtige werk doen. Maar let op mij in 2012, dan laat ik weer van mij horen; op mijn eigen, persoonlijke en betrokken wijze. Tot dan!

*alle gemiste afleveringen van het kookprogramma ‘Lekker eten met voedselovergevoeligheid’ zijn blijvend terug te zien via http://www.larisse.nl/lekkereten.php

woensdag 7 september 2011

Herfst (met recept voor appeltaart)

Arme Wilg. Hij heeft de strijd verloren. Zo dapper als hij zich gehavend door de storm overeind hield, zo zielig is hij nu. Mannen kwamen. Met ladders. Met zagen. Van dappere Wilg rest nu niets meer dan een geamputeerd stronkje. Met een paar kale takken die als een noodkreet naar de hemel reiken: “red mij!” Toon Hermans schreef, ‘al wat sterft zal bloeien’. Je kunt je daar nu moeilijk iets bij voorstellen.
En toch is het waar. Ergens op één van de kale takken ontkiemt reeds dapper een nieuw groen twijgje. Niet meer dan een sprietje is het, bijna niet met het blote oog waarneembaar. Maar toch, het is er, die drang tot bloeien, die wil om te overleven. Slechts een klein sprietje hoog, met enige aarzeling, maar met een enorme oerkracht. Soms kan uit de puinhopen der verwoesting iets moois ontstaan en iets nieuws groeien. Die verwoesting, of natuurlijk eigenlijk datgene wat door de verwoesting is ontnomen, wordt een bron van kracht en inspiratie. Die kracht is heel tegenstrijdig eindeloos fragiel en heeft verschrikkelijk veel zorg, liefde en energie nodig. Het kost vele seizoenen om uit te groeien tot iets moois. Nooit meer tot wat het was, maar anders. Daar waar een wil(g) is, is een weg. Wilg weet het en ik ook.
De herfst maakt dit jaar een vroege intrede. Zo tussen de kalende bomen valt Wilg straks misschien niet eens meer zo op. Dan zijn alle andere bomen net als hij, bladloos, kaal, maar van binnen hardwerkend aan een nieuwe bloei. Met de komst van de herfst verliezen hier ook de vele fruitbomen hun vruchten. Reeds dagenlang rijden kleine tractors over modderige wegen met tientallen kisten vol prachtig fruit. Schitterend vind ik het, die vol rode appelen en die bolle peren, waarbij de één telkens net weer een beetje anders is dan de ander. Een prachtig cadeau van Moeder Natuur. Toch ziet de boomgaard er ook een beetje troosteloos uit nu. Waren de bomen vorige week nog vol  trots beladen met schitterende appelen en peren, nu staan ze er een beetje verloren bij.
In het gras ligt hier en daar een appel of peer die de selectie niet gemaakt heeft en die zonder pardon is achtergelaten. Hondlief leeft zich uit, want als inmiddels rasechte Betuwenaar, is hij verzot op fruit. Dat zijn buikje er minder blij mee is, deert hem niet, als hij zijn grote kaken vol overgave in drie peren tegelijk zet. Een blik van puur genot. Als ik de achtergelaten appelen opraap, begrijp ik zijn enthousiasme. Zij zijn gewoonweg prachtig! Oké, ze hebben hier en daar een klein blutsje of een minuscuul zwak plekje, maar maakt dat ze minder appel waardig? In mijn ogen niet. Dergelijke appelen zijn fantastisch voor in een heerlijke appeltaart!
Ik trek een rood zakje uit mijn jaszak. Kijk, dit zijn weer de momenten waarop ik de gemeente dankbaar ben voor het hondenpoepbeleid. Die rode zakjes: ‘never leave home without it’! Ideaal voor hond zijn behoeften, maar er past ook een volle kilo appelen in. Verheugd keer ik huiswaarts. Met hond dartelend aan de riem en het rode zakje vol verse oogst stevig tegen mij aangedrukt. Ik glimlach naar Wilg en onderdruk een lachkriebel bij de blikken van anderen, die vol afgrijzen, ongetwijfeld in de waan verkeren dat rood zakje iets anders bevat dan prachtige appelen. Laat ze maar denken! Ik eet straks warme appeltaart. Warme appeltaart met in rode port gewelde cranberries en warme vanillesaus. Er zijn momenten waarop het gewoonweg heerlijk is dat het herfst is!

Taartjes - uit 'Kruidje roer mij'

Recept appeltaart (rijk aan veel)

De appeltaart maak ik dit keer barstensvol allergenen, gewoon omdat het kan. Een heerlijk zoet korstdeeg maak ik van ruim 300 gram patent tarwebloem, ca. 2 theelepeltjes bakpoeder, 100 gram suiker, 1 theelepeltje vanillesuiker, 1 groot ei, snufje zeezout en zo’n 150 gram roomboter. Ik laat mijn kneedmonster het werk doen, dan heb ik binnen de minuut een goddelijk deegje. Zeker, het kan nog veel verfijnder, maar zo voor een doordeweekse avond vind ik dit recept echt perfect. Lekker en zo klaar.
Het deeg verdeel ik in twee delen, waarbij het ene gedeelte wat groter is dan het ander. Het grotere gedeelte rol ik uit en daarmee bedek ik de bodem en rand van een springvorm. Die rand een beetje invetten van tevoren is wel handig, met roomboter natuurlijk, en zelf zweer ik bij een bakpapiertje op de bodem. Met een vork wat gaatjes in het deeg prikken en even een minuut of 10-15 op 200 °C in de voorverwarmde oven plaatsen. Dan druipt straks je vulling niet door de bodem.
Kun je ondertussen mooi de appels klein snijden en met wat suiker en kaneel, eventueel citroen zest mengen en natuurlijk de cranberries in port wellen. Taartbodem uit de oven en vullen met het (uitgelekt) fruit. Nu het tweede gedeelte deeg uitrollen, daar kun je het geheel mooi mee afdekken. Ach, wat is mooi, het kan natuurlijk nog veel mooier! Bedekken met een waaier van appelschijfjes, een vlechtwerk van deeg of de dichte versie nog eens aftoppen met gesuikerde pijnboompitten. Maar zo kan het ook en wat ik zeg, het is een doordeweekse avond, ik ben niet al te kieskeurig. Plaats het geheel nog een minuut of 20-25 terug in de oven. Je ruikt en ziet het vanzelf als het klaar is!
In die 20 minuutjes kun je gemakkelijk een simpel vanillesausje maken. Room met een vanillestokje trekken, merg eruit schrapen met een mes en door de room roeren. Dan één eidooier mengen met 30 gram suiker en even tot een egaal mengsel kloppen, gewoon met de garde. Dan de hete room op het eimengsel gieten, goed roeren en het geheel terug gieten in de pan. Dit al roerend met een pollepel verwarmen tot 80°C. Dat zie je ook zonder thermometer vanzelf, het gaat mooi binden. Let op, het mag niet koken! Gebruik overigens een zo vers mogelijk of gepasteuriseerd eigeel.
De taart is klaar, de saus is klaar, wat let je: snijd een flinke punt af en geniet van dit herfstige moment! Zalig als toetje na een fantastische Shepherd’s Pie, meer daarover een volgend keertje!
Voor fantastische vrij van veel appeltaarten zie 'Sterren van de hemel' pagina 138/139.
En nu niet allemaal de boomgaard in rennen! Die appelen vind je natuurlijk ook gewoon bij de groenteboer of in de supermarkt.
Geniet!

Culinaire groet,
x Larisse

*** Super leuk als je van mijn blogs geniet! Maar vergeet niet: op alle teksten, recepten, culitips en beelden berust auteursrecht en is merkrechtbescherming Larisse® van toepassing! Wil je naar een recept, tip of beeld verwijzen, vraag het dan even! ***

dinsdag 2 augustus 2011

Het meest veelzijdige stukje vlees

Ik kende eens mensen, vrienden zo je wilt, dol op lekker eten. Van het type dat zichzelf graag te eten uitnodigt, maar tegelijkertijd niet te beroerd is om de wijn mee te nemen. Dat dan weer wel. De pannen bleven ze echter bij voorkeur ver uit de weg, tenzij er natuurlijk iets te proeven viel. Want smullen, dat konden ze! Koken daarentegen, dat is een heel ander verhaal. Dat konden ze niet. En als ik zeg niet, dan bedoel ik echt N I E T.
Wat aten zij dan eigenlijk? Bij voorkeur datgene wat een ander hen voorschotelde, hetzij thuis, hetzij uit. Kieskeurig waren ze daarin niet. Nu is het natuurlijk zo dat wanneer je je zelf graag als gast ziet bij anderen, je er niet aan ontkomt, de ander zo af en toe ook eens terug te vragen. Tenminste, als je zelf ook welkom wilt blijven. Nu ja, dat deden ze dan ook zo af en toe en daar verloren ze nachten slaap over, want wat moesten ze dan maken?  Vaak werd het een ratatouille van toastjes en zoutjes allerlei, eventueel aangevuld met een kommetje bliksoep, heel avontuurlijk verrijkt met verse peterselie. Dit alles natuurlijk onder het genot van een smakelijk glaasje druivensap uit een goed jaar. Want hoe meer je van dat Goddelijke vocht toebedeeld kreeg, hoe beter alles smaakte. Je werd er vanzelf ook minder kieskeurig door.
Op een dag klonk er een luid EUREKA uit het huis der vrienden, want in de supermarkt had men een ware schat gevonden. Een fantastisch product, in tal van variaties, waarmee ze de dagelijkse maaltijd telkens net weer even anders konden maken. En gemakkelijk, van het soort ‘zo klaar en genieten maar’. Weg gingen de goede flessen wijn, de kasten vulden zich met potten saus en van nu af aan werd de hele vriendenkring bedolven onder potten van dit briljante spul. Nog beter: het bracht een heuse ommekeer teweeg: voortaan werden etentjes ook in hun huis gehouden waarbij er dan ook nog daadwerkelijk werd gekookt door gastheer en gastvrouw. Toastjes en zoutjes maakten plaats voor een gevleugeld gerecht en elk etentje kreeg een eigen smaak. Met variaties als ‘kerrie’, ‘tandoori’ en ‘saté’ werd maar eens temeer bewezen dat een doodgewone kipfilet zonder enige twijfel het meest veelzijdige stukje vlees is.
De bereiding, voor wie het water inmiddels in de mond loopt, is simpel. Koop in de winkel een pot van het kippenspul. Kies een smaak die je bevalt. Koop daarbij wat kip (volg voor de hoeveelheden de aanwijzingen op de verpakking). Nu we toch gemakkelijk doen, kun je net zo goed voor de voorgesneden variant kiezen, dat spaart tijd. Groente zit meestal al in de saus, maar wie zich avontuurlijk voelt, kan er natuurlijk wat boontjes of iets dergelijks bij koken. En wel ja, gewoon ook uit pot of blik, kan jou het schelen! Voeg daar nog wat (snelkook) rijst aan toe en je hebt een complete maaltijd. En voor de ‘gemakzuchtigen’ onder ons, die rijst heb je tegenwoordig ook in handige 1-minuut verpakkingen, gewoon voor de magnetron.
De kipblokjes bak je even om en om gaar in de pan, bij voorkeur in olijfolie (ergens willen we wel een beetje kwaliteit natuurlijk). Blijf voortdurend roeren en zing ondertussen het bijpassende liedje ‘vanavond heb ik zin in kip, vanavond heb ik zin in kip’, dat je de komende dagen niet meer uit je hoofd krijgt. Geeft niets, want morgen maak je gewoon een andere smaak en ook dan zing je luidkeels.
Als de kipblokjes gaar zijn, voeg je de saus toe en deze laat je nog even mee warmen, maar niet koken, tot je rijst en je bonen klaar zijn. Et voilá, het eten is klaar. Kind kan de was doen.
Wil je nu precies weten hoe je dit briljante gerecht maakt, haal dan even zo’n pot in de supermarkt en volg de aanwijzingen op de verpakking. Mensen met een gluten, selderij, soja, kippenei, melk, pinda en/of mosterd overgevoeligheid dienen met sommige smaken voorzichtig te zijn. Mensen met een kipovergevoeligheid overigens ook. Uitgebreide allergie informatie is te vinden op de website van de fabrikant.

Blije kip ©
Ik moet eerlijk bekennen, ik heb het nog nooit gemaakt. Persoonlijk verhef ik de kip bij voorkeur naar culinaire hoogten. Ook bereid ik haar graag in haar volledigheid, het lekkerste vlees zit immers het dichtst bij het bot. Nu had ik laatst zo’n heerlijk kippetje gekocht en was vast van plan deze buiten te grillen. Helaas werkte het weer niet mee en bleef het maar regenen met pijpenstelen. Geen buiten grillweer dus. Natuurlijk heb ik talloze recepten van kip bereid in de Römertopf tot in de braadslee, maar ach, die ga ik de hele winter nog maken. ‘Wat zou Julia Child doen met een kippetje’, zo vroeg ik mij af. Het immens dikke boek met zwarte stoffen kaft (eerste druk) lonkte naar mij vanuit de boekenkast. Nu is het zeer zeker niet mijn intentie om in de voetsporen van Julie te treden en hier elk recept van Julia Child na te maken (zie de film Julie & Julia), maar één receptje kan geen kwaad. Toch?
Indrukwekkend als het boek is, zo lastig is het tegelijkertijd om te lezen. De receptuur verdient echt driemaal mijn aandacht tot het tot mij doordringt wat er staat. Is dit alles? Ik onderdruk een kleine teleurstelling. Ik zag mij reeds flamberen, deglaceren, blancheren, canneleren en larderen, maar in plaats daarvan mag ik de kip aan de binnen- én buitenzijde insmeren met boter en een beetje zout. Ik ben bijna gedesillusioneerd, maar ga met goede moed aan de slag want wie a zegt moet ook b zeggen en dus volg ik het recept op de voet. Boter, zout, heel veel aandacht en liefde en een voorverwamde oven van 220°C. Tja, van heel veel aandacht en liefde worden we allemaal beter natuurlijk. Van romige boter van goede kwaliteit overigens ook. Aan aandacht en liefde ontbreekt het mijn kippetje de komende anderhalf tot twee uur dus geenszins. Ik keer en bedruip, keer en bedruip, keer en bedruip, eerst elke 5 minuten, daarna elke 8 minuten. Moeilijk is het niet, al is de truc om het snel te doen zodat noch kip noch oven teveel afkoelen. Het vereist enige behendigheid.
Als de kip gaar is, hoort u een spetterregen in de oven en zwelt de huid om de borst wat op’, zo schrijft almachtige Julia en verdomd als het niet waar is! Tot in detail kloppen haar beschrijvingen en verheugd haal ik mijn kippetje uit de oven. Nimmer eerder zag een kip zo glanzend, zo prachtig goudbruin en manlief weet niet hoe snel hij van de voordeur in de keuken moet staan als de Goddelijke geuren hem bij thuiskomst bereiken. Mooi en leesbaar schrijven is misschien niet haar beste kwaliteit, maar die Julia kent haar kippetjes en weet zeer zeker hoe je deze tot perfectie braadt.
We genieten intens van onze overheerlijke kip met bijpassend garnituur (geroosterde aardappeltjes, boontjes in spek, salade) en zijn de regen vergeten. Kip, het meest veelzijdige stukje vlees, zelfs zonder de pot.

donderdag 7 juli 2011

Afhaal Chinees (met recept voor échte loempia)

Ik ben net terug van mijn rondje molen. Ieder die mij op Facebook volgt, weet dat ik ’s ochtends graag mijn rondje molen loop. Of een rondje boomgaard. Of ik loop naar het volgende dorp en weer terug. Stuk voor stuk schitterende routes langs een pittoresk riviertje, door prachtige boomgaarden en langs de malende molen. Rondjes van zo’n 3 tot 5 kilometer. Dat lijkt niet veel, maar later op de dag plak ik er vaak nog wat kortere rondjes aan en met een gemiddelde afstand van 5 kilometer per dag loop ik stiekem toch heel wat af. Daar  hoef ik niet voor naar de sportschool. Sterker nog, mijn rondjes door de frisse buitenlucht zijn goed voor hart en ziel. Het sterkt het lijf en leegt het hoofd. Precies waar ik behoefte aan heb zo op de vroege morgen.
Bijzonder zijn mijn rondjes ook. Zo leer ik best veel. Ik weet nu bijvoorbeeld dat kleine sprinkhaantjes (zo klein, je kunt ze eigenlijk met goed fatsoen geen sprinkhaan noemen) zo hoog kunnen springen, dat ze in één sprong van het asfalt op een hoge honden rug zitten. Ik zie hoe vader en moeder meerkoet hun kroost opvoeden. Hoe bomen hun nieuwe bladeren krijgen en hoe fruit groeit. Het blijft verbazingwekkend hoe die kleine fruitbomen in de winter zo kaal en troosteloos kunnen ogen maar een volgende zomer toch weer volhangen met prachtige vruchten. Dat gaat gewoon door, er zijn dingen die blijven, gelukkig maar. Toon Hermans schreef het al eens: ‘al wat sterft zal bloeien’. Daar houd ik mij dan maar aan vast.
Tijdens mijn rondje van de dag loop ik door een iets begroeider gedeelte. Een hoge boom kraakt flink in de wind. Het is een overblijfsel van de storm van vorige week. Hij heeft het zwaar te verduren gehad en dan mag je best even kreunen. Dat doe ik af en toe ook. De wilg aan het water heeft minder geluk gehad. De storm heeft hem een heel deel ontnomen. Arme Wilg. Ik weet hoe dat voelt. Anderszins straalt de zon vandaag aan de hemel en dus plak ik een rondje boomgaard aan mijn rondje molen want van zulke dagen moet je gewoon genieten. Op de dijk heb ik overigens bijna dagelijks hele bijzondere ontmoetingen met mensen van diverse pluimage.  Zo is er de oudere dame die elke dag een ‘stief’ rondje van 10 kilometer loopt, meestal in gezelschap van haar dochter. Bij slecht weer wil dochter nog wel eens afhaken, maar moeder stapt stevig door met een soort vastberadenheid waar je gewoon ontzag voor moet hebben. Diep in de tachtig is moeder en je zou haar geen dag over de 73 schatten. Het wandelen houdt haar jong en fief zegt ze en ze heeft nog gelijk ook!
De dagtoeristen die vier rijen dik over de dijk racen met fietstassen gevuld met thermoskannen en ‘bammetjes’, hebben voor niets of niemand oog. Met zeker 20 kilometer per uur scheuren ze alle schoonheid voorbij om aan het einde van hun 80 kilometer rit het hele lijstje af te kunnen vinken; ‘zo, dat hebben we ook weer gezien’. Ze denken dat ze de dijk bezitten en in hun haastige spoed rijden ze luid bellend het dappere heertje met zijn rollator bijna de berm in. Een fraaie afspiegeling van de maatschappij.
Het dappere heertje kom ik overigens ook elke dag tegen. Heel moedig loopt hij elke dag een rondje van 3 kilometer. Hij moet wel, zo vertelt hij. Hij is nog maar alleen en wil voor zichzelf kunnen blijven zorgen. Diep respect groeit in mij en tegelijkertijd voel ik de impact van wat hij zegt tot diep in mijn ziel. Meestal praten we over het weer, maar vandaag heeft ons gesprek wat meer diepgang. Hij vertelt mij wat over zijn leven en ik beaam dat het leven soms zwaar is. Dat begrijpt hij niet. Ik ben veel te jong om te denken dat het leven soms zwaar is. Dus ik vertel hem wat over mijn leven en hij beaamt dat het leven inderdaad soms zwaar is. Dapper Heertje heeft een mooi leven gehad, vertelt hij en daar kan hij op terug kijken. De herinneringen houden hem op de been. Ik geloof het direct. Het is pas wanneer je herinneringen je ontnomen worden, dat het leven echt ondraaglijk wordt. Ook dat mag ik helaas van dichtbij meemaken.
Na stiekem toch wel ruim 4 kilometer vandaag, is mijn hoofd leeg en tegelijkertijd gevuld met inspiratie. Ook mijn buikje voelt leeg en dus pak ik het heerlijke vers gebakken brood van gisterenavond. Brood dat gevuld is met feta en cherry trostomaatjes en even is het leven weer een feest. Ik kan het niet helpen; eten speelt een belangrijke rol in mijn leven. Waar zou ik zijn zonder mijn kook- en bakdrift? Ik grap ‘drift’ maar sommigen noemen dit bloedserieus. Die maken zich ernstig zorgen over het aantal uurtjes dat ik in mijn keuken doorbreng. Die begrijpen niet dat ik in het koken en bakken werkelijk alles kwijt kan. Mijn ideeën, mijn inspiratie, mijn emoties, mijn energie. Naast mijn ‘rondjes’ is dit één van de weinige dingen die meer energie opleveren dan dat het kost.

De échte loempia © Larisse

Toegegeven, ook ik heb wel eens geen zin om te koken. Klinkt misschien vreemd, maar echt, ook ik heb wel eens mijn dag niet. En ook ik haal dan wel eens Chinees. Tot grote verbijstering van een andere afhaler laatst. Terwijl hij op zijn Foe Yong Hai wachtte, las hij een tijdschrift uit een oude leesmap en daar stond een artikel over mij in. Zeer verontwaardigd sprak de man mij aan: ‘ik lees hier net dat u altijd alles zelf maakt en nu haalt u ook gewoon Chinees!’ Vreemd. Ik was opeens een beetje minder mens, terwijl ik mij zelf toch juist een beetje ‘gewoner’ voelde door ook eens Chinees te halen bij ons overigens ‘helemaal niet slechte Chinese restaurant met ontzettend aardige eigenaar’. Bij Meneer scoorde ik in elk geval geen punten. Bij manlief gelukkig wel. Die weet wel raad met een Chinees maaltje op zijn tijd.
Nu moet ik wel zeggen dat ik inderdaad liever alles zelf maak. Ik heb toch altijd wel een klein schuldgevoel na het ‘afhalen’. Toen ik dus eerder deze week weer eens geen zin had en toch mijn koelkast met verse groenten had gevuld, besloot ik de afhaal Chinees gewoon maar thuis te maken.  Op de rommelmarkt heb ik immers laatst twee boekjes gevonden van een leverancier die de Oosterse keuken bij u thuis brengt. Het ene boekje is een vrij recente uitgave en vertelt hoe u met marinademix a. en boemboe b., allemaal kant-en-klaar in uw supermarkt te verkrijgen, toch een ‘authentieke’ rijsttafel kunt serveren, in een handomdraai nog wel. Maakt al dat slowcooking en uren marineren volkomen overbodig. Het andere boekje van idem leverancier, is al behoorlijk wat decennia oud. Daarin staat precies uitgelegd hoe u de Chinese of Indische keuken volledig zelf maakt. Men hoopt dan natuurlijk wel dat u de sambal, kroepoek en gebakken uitjes van merk C. koopt. Kijk, dat boekje, daar kan ik wat mee!

Loempia vulling ©

Met een koelkast barstensvol groenten en een Chinese trek, besluit ik zo’n echte Chinese loempia te maken. Je weet wel, zo’n grote. De vulling is snel gemaakt van ragfijn gesneden witte kool, champignons en prei, taugé (ja, het mag weer!) en ham reepjes. Ik roerbak het en breng het op smaak met een beetje trassie, sambal en ketjap en verse selderij. Het is inderdaad wel handig om het af te laten koelen alvorens straks de loempiavellen te vullen.
Het recept voor het beslag slaat echter nergens op. Wanneer ik stap voor stap het recept volg, lijkt mijn beslag in de verste verte niet op het vloeibare mengsel uit het boekje, maar is het één bonk deeg waar ik zo een brood van zou kunnen bakken. Dat gaan we dus anders doen! Met een beetje culinair inzicht en een dosis ervaring, maak je zelf gemakkelijk een behoorlijk beslag, maar ontbreekt het je aan beide, dan ben je wel enigszins aan de goden overgeleverd. De Chinese goden in dit geval.

Gerolde loempia's ©
Van het beslag bak ik in een zeer licht ingevette koekenpan snel dunne flensjes. Voor het invetten gebruik ik overigens arachide olie, maar maïskiem of zonnebloem kan natuurlijk ook. Vervolgens kun je met het vullen beginnen. Schep twee eetlepels vulling op het loempiavel, klap de zijkanten over de vulling en rol hem dan op. Een beetje als een sigaar en niet heel anders in werkwijze dan de dolma’s van vorige week. Wanneer alle loempia’s gevuld zijn, frituur je ze nog even kort in een klein laagje arachide olie (1,5 – 2 cm is voldoende). Wel even goed omdraaien, je wilt alle kanten krokant hebben. Even laten uitlekken op een keukenpapiertje en smullen maar! Natuurlijk kun je ze serveren met een ketjap- of chilisausje, maar echt nodig is het niet.
Een mooi beslag voor loempiavellen maak je van:*
200 gram bloem
50 gram maïzena
snufje zout
2 eieren, geklutst
voldoende water, in elk geval heel wat meer dan de aanbevolen 6 eetlepels. Schenk gewoon steeds wat water bij, totdat je beslag de dikte heeft van pannenkoekenbeslag. Het mengen en kloppen doe je met de garde. Ik gebruik anderhalve juslepel beslag per loempiavel.
Het water loopt mij weer in de mond. Helaas eet ik vanavond alleen en dus wordt het de bietensoep van gisterenavond met mijn tomaten-fetabrood. Ook geen straf! Hondlief knaagt inmiddels tevreden op een konijnenoortje. Ook zijn buikje was leeg na ons rondje vanmorgen en zo’n oortje versnoept hij maar wat graag. Gewoon kant en klaar uit de hondenwinkel. Verschil moet er wezen!
*Dit recept is koemelkeiwit- en lactosevrij!

Geniet!

Culinaire groet,
x Larisse

Ps: excuses voor de slechte foto's. Deze zijn nog met een hele oude camera gemaakt ;-)


*** Super leuk als je van mijn blogs geniet! Maar vergeet niet: op alle teksten, recepten, culitips en beelden berust auteursrecht en is merkrechtbescherming Larisse® van toepassing! Wil je naar een recept, tip of beeld verwijzen, vraag het dan even! ***

maandag 27 juni 2011

De kunst van koken (met recept voor dolmades)

Dolmades - credits © Inge van der Helm

Buiten is het zinderend warm. Beter kan ik het niet omschrijven. Een hitte die een bepaald soort onrust en spanning geeft, bijna een soort opgewondenheid. Tegelijkertijd is het te heet om wat te doen. Ik zit op mijn tuinbankje, met mijn benen hoog en een enorme stapel kookboeken naast mij. Het resultaat van vele tripjes naar even zo vele rommelmarkten. Ik geef het eerlijk toe, ik heb een verborgen passie voor rommelmarkten. Het is een heerlijke ‘verstand op nul blik op oneindig’ ervaring waarna ik altijd ontspannen en opgetogen met mijn gevonden schatten huiswaarts keer. Shop till you drop voor een paar euro’s. Tassen vol voor luttele centen. Dat is toch de droom van elke vrouw?
Mijn kookboekenverzameling is inmiddels uitgegroeid tot honderden boeken. Serieus, ik ben gestopt met tellen na de tweehonderd. Het zijn boeken vol vlekken waar heerlijk uit is gekookt, boeken die nog nieuw krakend nooit zijn ingekeken en boeken uit overgrootmoeders tijd die met vleesch en visch recepten vooral nostalgie uitademen. Ik ben dol op nostalgie. Ik kan smachtend verlangen om terug te keren naar een vertrouwde tijd, een vertrouwde wereld. Bij gebrek aan vroeger neem ik genoegen met recepten uit de goede oude tijd. Het geeft een vertrouwd gevoel. Alsof ik net als vroeger bij mam aan de keukentafel zit. Van de week vroeg iemand mij of ik nu echt altijd maar in de keuken sta. Het is echt waar. Mijn keuken is bekend terrein. Mijn keuken is de schatkist van mijn vaderland. Daar bewaar ik de mooiste herinneringen en de beste geheimen. Het is de enige plek waar ik mij echt thuis voel en geen heimwee heb.

De bedoeling van de stapel boeken naast mij, is dat ik ze allemaal eens doorblader en bepaal welke ik nu écht wil houden. Manlief vindt de boekenplanken namelijk te vol. Ik weet niet of het de hitte is, het verkoelende glas witte wijn of de geur van nostalgie, maar ik kan werkelijk van niet één boek afstand doen. Alle zijn gevuld met fantastische recepten, die ik allemaal eens wil maken. In het Margriet Kookboek van een kleine honderd jaar geleden, waarbij het voorwoord nog gesigneerd is door ‘Margriet’ lees ik een recept van ‘kalfsvleeschcroquetten’  en loopt het water mij in de mond. Manlief maakt een klein vreugdesprongetje bij het ‘recept der wafels’, dat men zonder twijfel meer geacht wordt te maken dan het recept voor ‘Slappe Amerikaansche wafels’ op dezelfde bladzijde. In een iets jonger ‘Libelle’ kookboek lees ik dat bami ‘veel meer is dan sliertjes uit China’. Ik word blij als ik lees dat ‘wijn er niet alleen bij hoort maar ook in’ en een ‘hete bisschop’ lijkt mij fantastisch op een koude en donkere winteravond. Geef nou toe, daar word je toch gewoon blij van? In één boek vind ik zorgvuldig bewaarde correspondentie waarin E. en R. elkaar recepten sturen en waarbij de woorden van E.: ‘Ik hoop dat het je gelukt, ons steeds nog wel’ mij vertrouwen inboezemen. Hoe kan ik afstand doen van zo een waardevolle collectie? Niet dus!
Maken zal ik ze, al die recepten die zo naar mij lonken. Van mijn culinaire bevindingen zal ik verslag doen in deze blog. Eigenlijk net als in ‘Julie & Julia’, één van mijn favoriete films, waarin de jonge Julie alle recepten uit ‘Mastering the art of French Cooking’ van Julia Child maakt. (Ook dit boek ontbreekt overigens niet in mijn collectie, € 1 op de rommelmarkt, het lag naast ‘Bereik je ideale gewicht’ van Sonja Bakker, € 0,20, nieuwstaat.) Samen met jullie ervaar ik de smaken van vroeger en geniet ik van de culinaire uitspattingen van nu.
Hoe zeer ik ook verlang naar het bereiden van een recept als ‘Grog’ uit het Kookboek voor Mannen, waarbij gesteld wordt dat je echt geen griep hoeft te hebben om het te maken (mijn vader maakte het vroeger wel eens), ik begin met een recept voor dolma, ook wel dolmades, omdat ik van een vriendin een heel pak wijnbladeren heb gekregen. Zo’n Turks, Grieks, ook wel Mediterraans (de meningen verschillen) hapje past eigenlijk wel prima bij die hitte.

Dolma(des) © Larisse

Recept: Dolma(des)

Ingrediënten:
wijnbladeren, rijst, knoflook, ui, rozijnen, pijnboompitten, tomaat, peterselie, basilicum, olijfolie, peper, zout, sumak, citroen, kippenbouillon (1 liter).
In mijn verzameling tref ik tenminste drie boeken aan met recepten voor dolma of dolmades. Mijn bereiding is gebaseerd op een combinatie van de recepten met advies van mijn Turkse buurvrouwtje en een beetje van mijzelf.

Wijnbladeren in eigen tuin ©
Over de bereiding van de wijnbladen ontstaat direct verwarring. Volgens de één moet ik de bladeren 15 minuten weken in heet water, volgens de ander 10 minuten laten koken, de derde stelt dat weken in koud water afdoende is en de verpakking vraagt om 2 minuten koken. Ik kies een gulden middenweg (vooral ook omdat de zure inmaaklucht mij tegemoet slaat) en kies voor 8  minuten koken. Ik laat de bladeren vervolgens over de rand van een vergiet uitlekken. Perfect!
Voor de vulling kook ik rijst in 500 ml kippenbouillon (lijkt mij lekkerder dan water), laat dit enigszins afkoelen en meng er vervolgens geraspte knoflook, gesnipperde ui, rozijnen, pijnboompitten, kleingesneden tomaat, gehakte peterselie en basilicum, een scheut olijfolie, peper, zout en sumak door. De tomaat en sumak, gemaakt van sumakbessen en een geweldige alternatief voor wie geen citroen verdraagt, zijn mijn eigen toevoeging. Een vleesvariant kun je natuurlijk ook maken, lekker met lamsgehakt, maar ik heb alleen een kilo in de vriezer dus hou ik het dit keer bij een vegetarische versie.
Ik houd een paar wijnbladeren apart en bedek de bodem van een redelijk grote pan met dikke bodem ermee. Voor de dolma’s gebruik ik twee bladeren in plaats van de geadviseerde één. Net wat steviger en gemakkelijker rollen. Ik schep een eetlepel vulling op het midden, klap één kant erover, vouw de zijkanten dicht en rol de dolma op als een sigaar. In het rollen krijg je beslist handigheid, dus wees gerust. Ik bedek de bodem van de pan (met de wijnbladeren) met een laag dolma’s die ik allemaal tegen elkaar aanleg. Het zijn er best veel, 23, en ik vraag mij af of ik ze in kan vriezen. Even navragen bij Buurvrouw, maar het blijkt geen goed idee. Ze worden er niet lekkerder op. Moeten we ze dus allemaal maar opeten, wat rottig. Wie in de buurt is, komt maar proeven!
De dolma’s besprenkel ik rijkelijk met citroensap maar niet met olijfolie zoals het recept vermeldt. Volgens Buurvrouw is dat het slechtste wat je kunt doen, olijfolie wordt pas gesprenkeld na afkoelen. Goed dat ik het weet! Wel giet ik er kippenbouillon op (500 ml, in mijn pan staan ze daarmee net onder) en dek de dolma’s af met een omgekeerd bord zodat ze niet gaan zwemmen. Respectievelijk 30 of 45 minuten koken (ik kies weer een middenweg, 35 minuten) op een laag vuur met het deksel op de pan (daar zijn alle boeken het over eens) en afkoelen alvorens te serveren. Lekker besprenkeld met citroensap en olijfolie. Werkelijk smullen want wat betreft de smaak kan ik kort zijn, ‘I’ve died and gone to heaven!’.

Dolmades - credits © Inge van der Helm


Geniet!

Culinaire groet,
x Larisse
Note: De geraadpleegde receptuur vind je in ‘De Mediterrane Keuken’ (uitgave Tip Culinair), ‘Griekenland’ (uitgave AH, serie ‘De streekkeukens van Europa’) en ‘Tapas’ (serie ‘Succesvol koken’ van Lantaarn).

*** Super leuk als je van mijn blogs geniet! Maar vergeet niet: op alle teksten, recepten, culitips en beelden berust auteursrecht en is merkrechtbescherming Larisse® van toepassing! Wil je naar een recept, tip of beeld verwijzen, vraag het dan even! ***

zondag 12 juni 2011

Vakantie

‘We gaan kamperen!
Dat moet je leren.
Een tentje bouwen,
van doek en touwen.
De school gaat sluiten,
we gaan naar buiten.
En alle boeken worden weggelegd!’
Ik was zes jaar, zat in de eerste klas van de basisschool en het was de laatste dag voor de zomervakantie. Juffrouw E. leerde ons dit liedje en nu, een veelvoud van zes jaren (en een beetje..) later, ken ik de woorden van dit liedje nog steeds als de dag van gisteren. Het zijn zo van die dingen die je nooit meer vergeet. De vlinders die ik voelde in mijn buik, de tranen die achter mijn ogen brandden (want na de zomervakantie zou ik mijn lieve juf inruilen voor de strengste tang van de school) en het opwindende gevoel van zes lange weken vrij. Zes lange weken vrij om al die dingen te doen die ik graag wilde doen, of om zelfs helemaal niets te doen, zou ik dat willen. Zes lange weken vakantie…
Vakantie. Alle liedjes over tickets naar de tropen, liedjes die je ooit hoorde in Spaanse disco’s of liedjes die je in huilen uit deden barsten over die verloren vakantieliefde die ergens diep in je hart nog altijd een klein brandend gaatje heeft achtergelaten, kun je tot op de dag van vandaag luidkeels nazingen. Je verleert ze nooit. Maar het opwindende gevoel van het vooruitzicht op lange weken vrij, al die dingen plannen die je al zo lang wilde doen, of gewoon lekker helemaal niets doen, dat echte vakantiegevoel, dat is iets dat je compleet kunt ontgroeien.
Drie lange weken vrij. Luttele weken geleden verlangde ik intens naar onze vakantie. Drie lange weken vrij. Drie lange weken helemaal niets hoeven. Drie lange weken lang van alles willen. Drie lange weken vakantie. Ik liep op het einde van mijn Latijn, werkelijk op mijn tandvlees en de vakantie was zó dichtbij, het gevoel was er bijna. De woorden lagen op het puntje van mijn tong. Maar na jarenlang zorgen voor, zorgen om en vooral maar doorgaan, blijkt ineens helemaal niets hoeven gewoon doodeng!
Het is een mooie zondag in de eerste week van mijn vakantie en ik sta om half negen ’s ochtends drie kilo fondant in 5 tinten roze te kleuren. Gewoon even voor een ‘touch base’ gevoel. Werken. Het brengt wat geld in het laatje, maar bovenal geeft het structuur en vastigheid en een veilig gevoel. Waarom wilde ik ook al weer vakantie? Waarom wilde ik ook al weer weg? Ik ben al zolang niet meer weg geweest, ik weet niet eens meer hoe het moet ik heb geen idee waarheen. Maar manlief heeft een nachtje weg voor zijn verjaardag gevraagd en ik ben vast van plan die wens deze vakantie te vervullen. Wanneer de moed mij in de schoenen zakt, ga ik online en boek het eerste dat het beste blijkt.
Ik neem zelfs een boek mee. Zo een die mij al zo’n twee jaar nieuw vanuit mijn kast ligt aan te staren alsof het schreeuwt ‘lees mij!’. En dat ga ik dan nu maar doen. Ik heb er om precies te zijn al drie woorden in gelezen: Eten Bidden Beminnen. Het begin is er en het lijkt me best een goed boek. Het door manlief vurig gewenste nachtje weg werden er maar liefst twee, het lijkt mij best een goed begin. Het was even heel erg slikken en even heel diep ademhalen, maar het was ook wel even lekker. En het smaakte naar meer.
Drie kilo prachtig roze fondant rust op mijn werkblad. Mijn hoofd voelt weer wat leger, mijn hart klopt wat rustiger en ergens diep in mijn buik fladdert een heel klein vlindertje. Weet je wat, vakantie, het is eigenlijk net als fietsen. Echt verleren doe je het nooit.

zondag 13 maart 2011

Wat was

De was hangt buiten. Maandenlang verlang ik naar de lente en dan zo ineens sta ik weer buiten de was op te hangen. Als de dag van gisteren. Zes lange wintermaanden lijken uit mijn geheugen gewist als ik met het buiten gedroogde wasgoed de lentegeuren weer in huis haal, tot in de kasten aan toe. Heerlijk! Dit vraagt om taart. Alsof ik ooit een excuus nodig heb om een nieuwe taart te bakken. Maar de wisseling van de seizoenen vormt altijd een bron van inspiratie en direct loop ik over met culinaire ideeën en creatieve recepten. In mijn keuken begint een nieuw seizoen met nieuwe taart.
Taart staat vaak aan het begin van iets moois. Een nieuw levensjaar, een huwelijk, een geboorte of een opening. Taart wordt gegeten bij feestelijkheden of bij speciale gelegenheden. Momenten waar je bij stil wilt staan, momenten die je nooit of te nimmer wilt vergeten. Volgende week is de dag waarop mijn kleine ventje zeven zou zijn geworden. Op diezelfde dag vorig jaar heb ik een bijzondere taart gemaakt. Die taart bleek het begin van iets moois: de oprichting van mijn eigen bedrijf ‘Larisse’, dat inmiddels is uitgegroeid tot veel meer dan alleen maar heerlijke en unieke taarten.
Terwijl ik de was buiten ophang, zie ik de eerste narcissen voorzichtig ontluiken, ruik ik de bedwelmende odeur van bloeiende hyacinten, de honingzoete geur van de lente waar reeds de eerste bijen op af komen. Er is geen ontkomen meer aan: de lente begint en laat zich door geen enkel verdwaald restje nachtvorst meer uit het veld slaan. De hele buitenwereld ruikt ernaar en binnen geurt het rijkelijk naar warme honing cake. Warme honing cake met een vleugje gember en een hintje kaneel. Kruidig, zoals de lente ook kan zijn, ons bij tijd en wijle herinnerend aan de afgelopen winter en de aanstaande herfst. Prachtige lentedagen zijn momentopnames en duren niet eeuwig voort.
Buiten regent inmiddels de was nat door wat ik geen zacht lenteregentje meer kan noemen. Grote regendruppels maken een einde aan mijn vrolijke lentestemming en mijn droge was. Geluk, dat is geen dagen vol intens genieten, geen voortdurende zaligheid. Geluk schuilt in momenten. Kleine scherven van tijd die je hart sneller doen slaan, je geest verlichten en je lichaam verwarmen. Momentopnamen die je koestert en waar je nog graag aan terug denkt. Geluk haal je soms uit de kleinste dingen, zoals die eerste prachtige hyacint of de geur van een zoete warme cake die je huis vult.
Geluk ligt niet voor het oprapen en heb je niet altijd zelf in de hand, maar kun je voor een groot deel wel zelf bepalen. De natuur levert geen vers gebakken honingcake, het levert de ingrediënten waarmee je een honingcake kunt bakken. Wanneer een oogst verloren gaat, kun je eindeloos treuren over de cake die je nu niet kunt bakken, maar je kunt ook een nieuwe cake bakken, met ingrediënten die wel voorradig zijn. En misschien verras je jezelf met hele nieuwe smaakervaringen. Zo is het leven ook. Je hebt niet altijd in de hand wat het leven je brengt of afneemt, wat je wel in de hand hebt, is hoe je ermee omgaat.
Dat klinkt heel simpel, maar ik weet dat het niet zo is. Helaas komt het leven niet met een kant-en-klaar boek vol succesvolle recepten voor elke mogelijke gebeurtenis in je leven. Je moet werken  met de middelen die je hebt en je eigen succesrecepten schrijven. Er zal altijd wel iets mislukken of (net) niet tot het gewenste resultaat leiden. Dat betekent niet dat het een verloren zaak is, want alleen al het feit dat je het hebt durven proberen, maakt het tot een succes. En je leert er altijd iets van, zelfs al is het dat je nu weet wat niet werkt. In het leven moet je, net als in de keuken, vaak creatief zijn. Je niet blindstaren op wat niet kan, maar op wat wel kan. Niet focussen op wat niet is, maar op wat wel is. Geloof me, als ik stil zou staan bij wat niet meer is maar wat was, dan zou ik geen dag meer doorkomen.
Mijn ‘Pumpkin meets Spice’ taart is zonder twijfel één van mijn lekkerste taarten, althans, dat vind ik zelf. Maar een fatsoenlijke pompoen is in het voorjaar nu eenmaal niet meer te vinden. En zelfs als je nog wel een pompoen vindt, moet je je wellicht afvragen waar die vandaan komt. Ik vind het jammer dat ik geen ‘Pumpkin meets Spice’ meer kan maken, ik zou er best een stukje van hebben gelust. Maar er is wel honingcake. ‘It’s cake, honey!’. Dus vandaag eten we bij de thee lekker een warm stuk honingcake. Het is niet beter of slechter, het is weer anders en nieuw. Niet dat we iets specifieks te vieren hebben, soms moet je momenten zelf taartwaardig maken. Dit is zo’n moment.
Het is gestopt met regenen, ik ga weer wat was buiten ophangen. Misschien dat er straks nog een buitje valt, maar dan kan ik de was altijd nog over de verwarming hangen. Het is niet hetzelfde, maar droog wordt het wel. En als ik mij er echt rot bij voel, neem ik gewoon nog een stuk honingcake.

zaterdag 5 februari 2011

Eén seconde

De kortste speelfilm ooit gemaakt, duurt slechts één seconde. Je kunt je afvragen welk  nut dat heeft en wat zich in hemelsnaam in één seconde kan afspelen. Toch heeft één seconde veel meer om het lijf dan alleen dat, die ene tel. Eén seconde kan je leven voorgoed veranderen. Een fractie van een seconde trouwens ook.
Tijd, het is een vreemd fenomeen, een opeenvolging van momenten. Hoe vaak hebben we ‘geen tijd’ of ‘tijd tekort’? En eigenlijk hebben we altijd wel ‘meer’ tijd nodig. Meer uren in een dag, meer minuten in een uur en meer seconden in een minuut. De tijd gaat sneller voorbij dan je denkt en soms hebben we allemaal wel even de behoefte om de tijd stil te zetten. Het gekke is, tijd is geld, maar tegelijkertijd is tijd niet in waarde uit te drukken. Al zijn we het er allemaal over eens dat ‘vrije tijd’ absoluut meerwaarde heeft. Geleende tijd trouwens ook.
Mijn beste vriendin is hardloopster. Officieel de betere amateur, maar in mijn ogen een topatlete. Los van het plezier in de sport, is het ook daar meestal een kwestie van tijd. Records worden met seconden verbeterd en winnaar ben je soms als je tweehonderdste van een seconde eerder over de finish gaat dan je tegenstanders. En voor die tweehonderdste seconden lopen sommigen dan alsof hun leven er van afhangt. In de gevallen waarin elke seconde telt, is dat vaak ook zo natuurlijk.
In het bedrijfsleven heeft tijd een belangrijke waarde die meestal wel in geld wordt uitgedrukt. Nu is een goede urenverantwoording voor elke organisatie belangrijk. Ook voor mij, als startend ondernemer, kan het van meerwaarde zijn om een urenregistratie bij te houden. Je weet wel, voor de zelfstandigen aftrek. Met mijn ‘booming business’ ben ik er natuurlijk van overtuigd dat ik ver over het minimum vereiste heen ga, maar om dat zeker te weten, wijd ook ik mij sinds 1 januari j.l.  aan het ‘tijdschrijven’: 30 minuten netwerken, 60 minuten taart bakken, 50 minuten hoorcollege geven. Manlief werkte ooit eens voor een bedrijf met een uurtje-factuurtje cultuur. 100% declarabel werken was een vereiste. Elke minuut dat je iets voor de klant doet of zelfs maar aan hem denkt, moet je declareren. Stel dat ik dat zou doen? Mijn denkwerk gaat dag en nacht door. Nieuwe recepten of tips, bij nacht en ontij komen ze in mij op en als ervaringsdeskundige doe ik het klokje rond weer nieuwe ervaringen op. Dat is pas je zelf rijk rekenen! Een seconde betekent een klein deel, maar met 86400 seconden in een etmaal voelt het ineens wel als heel wat.
In de keuken tel ik ook regelmatig de seconden. Neem bijvoorbeeld mihoen, je kookt het in een paar minuten maar frituur je het, dan heb je in slechts luttele seconden een waanzinnige creatie. Als een oliebol niet in een paar seconden aan de oppervlakte komt drijven, moet je toch echt even checken of de olie warm genoeg is. En bij een gekookt eitje vind ik dat tien seconden echt verschil maken tussen precies goed of te zacht.  Koken, het is soms een kwestie van seconden, maar soms is tijd in de keuken juist een heel relatief begrip. Dan tel je geen seconden meer, maar laat je een gerecht uren zachtjes pruttelen of stoven. Vaak komt meer tijd een gerecht juist ten goede.
Uiteindelijk komt meer tijd ons allemaal ten goede. In een maatschappij waarin we rennen, gieren en blazen, moeten we af en toe zelf misschien eens wat zachter pruttelen en stoven. Even van het ‘ready steady cook’ principe afstappen en eens een dagje ‘slow cooking’ uitproberen. De dag plukken, want het kan zo maar ineens de laatste zijn. Na een situatie eerder deze week, waarin elke seconde telde, doe ik het vandaag gewoon maar eens een dagje wat rustiger aan. Lekker wat later opstaan, een eitje 6 minuten en 20 seconden koken voor bij het ontbijt en voor vanavond maak ik een heerlijke stoofpot die ik uren laat sudderen. Gewoon, omdat ik het lekker vind.
Een leven redden, een goede beslissing nemen, soms is het een kwestie van een seconde.

Voor een heerlijke stoofpot zie ‘Lekker eten met voedselovergevoeligheid’ pagina 76 of 80.

woensdag 26 januari 2011

Soep zonder tranen

Ik huil tranen met tuiten. Eerlijk waar, er is geen houden meer aan. Grote tranen biggelen over mijn wangen, de één na de ander. Ik wist eens niet dat ik nog zoveel tranen had, maar ze blijven maar stromen. Ik heb werkelijk alles al geprobeerd, maar het is tevergeefs. Een slok water in mijn mond houden, regelmatig spoelen met koud water, een zonnebril opzetten, eerst koelen in de koelkast of vriezer, het mag allemaal niet baten. Uiteindelijk heb ik mij er maar bij neergelegd; mijn keuken is regelmatig een tranendal, maar ach eten is emotie. In koken stop je gevoel. Je hart en ziel als extra ingrediënten. Daar zijn al heel wat films over gemaakt.
Het is zondagavond, het miezert buiten, ik heb het koud en na zeven gangen gisterenavond heb ik nu eigenlijk alleen maar trek in een heerlijke, verse, hartverwarmende kom uiensoep.  Het recept op zich is weinig origineel natuurlijk. Iedereen kan het wel maken en elke kok geeft er zijn of haar eigen twist aan. Maar het heerlijke van deze soep is dat je de (goedkope) ingrediënten eigenlijk altijd wel in huis hebt en bovendien is het recept super gemakkelijk aan te passen aan elk dieet. Het enige wat er echt in moet zijn uien. Heel veel uien, grof gesneden of in ringen (dat laatste heeft mijn voorkeur). Het snijden van de uien kost mij de nodige tranen, of althans, dat deed het tot vandaag. Want vandaag kwam mijn Amerikaanse vriendin met een bizarre tip die nog blijkt te werken ook! Zij raadde mij aan om tijdens het uien snijden op kauwgom te kauwen om mijn krokodillentranen te voorkomen. Laat het maar aan die Amerikanen over om talloze briljante gebruikswijzen te verzinnen voor een product van eigen origine. Want krankzinnig als het moge klinken, sinds het kauwgom kauwen heb ik werkelijk geen traan meer gelaten, briljant! Was alles in het leven maar zo simpel op te lossen.
Ondertussen smelt ik een klontje roomboter in de pan met een scheutje olijfolie (voor een koemelkeiwit- of lactose vrije variant, gebruik je Wajang en/of olijfolie). Als de boter gesmolten is, voeg ik mijn vele uienringen toe die ik met de deksel op de pan rustig laat sudderen. Nog even een laurierblaadje erbij en een beetje oregano en twee geplette tenen gerookte knoflook. Dat laatste is echt onmisbaar geworden in mijn keuken. Het heeft een heerlijk subtiel rookaroma en is ook nog lang houdbaar, tot maar liefst 12 maanden. Nou ja, dat is voor mij wat minder relevant, want zo’n streng houdt het nooit 12 maanden vol in mijn keuken, dan is het al lang op!
Veel meer dan een beetje liefde, aandacht en geduld heeft mijn uiensoepje niet nodig overigens. De kunst is om de uien met de deksel op de pan op een laag vuur heel langzaam goudbruin te laten worden, kun je ondertussen een stukje ‘Boer zoekt vrouw’ kijken. Zelf strooi ik er altijd nog een beetje bloem op voor een lichtgebonden versie, maar zelfs dat hoeft niet (en voor een glutenvrije variant moet je het zeker laten!). Daarna gaat het vocht erbij. Dat kan bouillon zijn, maar ook (in combinatie met) een scheutje bier of het restje wijn van die gezellige avond gisteren, of zelfs gewoon alleen maar water. Ideaal als je zoutvrij moet eten. Dan nog even laten pruttelen en voilá de hartverwarmende soep is klaar. Verdeel de soep over kommen, leg er desgewenst een broodje met geraspte kaas op en plaats het nog even onder de grill.

Bon apetit!
Ingrediënten voor een hartverwarmende, traanloze uiensoep á la Larisse:
1 stukje kauwgom
6 á 7 blonde uien
2 tenen geroosterde knoflook
een klontje roomboter of Wajang (optioneel)
een flinke scheut olijfolie
een blaadje laurier
een half theelepeltje gedroogde oregano
2 eetlepels patent tarwebloem (optioneel)
1 liter vocht (bouillon, eventueel in combinatie met bier of wijn, of water)
naar wens: per soepkom een stukje brood en twee eetlepels geraspte kaas

dinsdag 18 januari 2011

Kliekjes

Ik stofzuig en dweil elke dag. En iedere ochtend als ik de stofzuiger pak, gaat Pup, het stofzuigend monster te lijf. Nu is Pup van behoorlijk formaat en vormt de stofzuiger natuurlijk geen enkele partij, dus spring ik eerder in de bres voor mijn elektrische zuigtoestel van Duitse makelij dan voor mijn uit de kluiten gewassen super pup, eveneens van Duitse makelij. Je zou zeggen dat het best zou moeten klikken tussen de twee. Beide speuren immers de vloeren af op zoek naar kruimels en andere lekkernijen die hun weg naar de vloer hebben gevonden. Niet is minder waar. Onnatuurlijk als Pup het ding vindt, staat hij vanaf een afstand wild te blaffen. Pup houdt nu eenmaal van puur natuur. Stoffer en blik vindt hij vele malen interessanter en de straks schoon gedweilde vloer is vooral leuk omdat je er zo lekker met je modderpoten over kunt lopen. Pup struint namelijk maar al te graag de velden af en dartelt door boomgaarden. Een flinke modderplas in wat eens het maïsveld was, vormt geen enkele belemmering en met zijn neus strak op de grond speurt Pup naar de 'kliekjes' van een konijn, dat eerder al het onderspit dolf in de strijd met een roofvogel. Onsmakelijk! Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een konijnenbout uit de Römertopf of gestoofd in room en witte wijn. Al ben ik wel met Pup eens dat zo’n in het wild gejaagd konijn de smaakpapillen doet tintelen.  Ooit heb ik eens mogen meegenieten van een konijnenmaal bij een bevriende hobby jager. Zelf gejaagd met een roofvogel. Daar komt geen hagel aan te pas en dat proef je!
Pups voorliefde voor konijnenbouten kan ik overigens wel verklaren. Onze viervoeter is zo allergisch als maar kan en moet het doen met harde, droge, hypo-allergene brokken, weliswaar in hertensmaak. Daar is natuurlijk niks aan. Handig is het ook niet, want Pup train je toch vooral met hulp van een lekkere beloning bij goede prestatie en voor zo’n keihard, droog brokje, zou ik zelf ook niet gaan zitten. Gelukkig verdraagt de schat wel konijnenvlees en dus haal ik met enige regelmaat een zak tamme konijnenbouten bij de groothandel en stoof die gaar in de pressure cooker. Het gare konijnenvlees valt zo van het botje, heeft geen peper en zout nodig en doet wonderen in de opvoeding van Pup! In kliekjesbakjes gaat het de vriezer in, want het is ideaal om wat op voorraad te hebben ter beloning van een onverwacht gehoorzaam moment.
Pup is wel wat je noemt MSH (Mijn Soort Hond). Ook ik hou van puur genieten en van natuurlijk in mijn keuken, daar maak ik geen geheim van. Mijn vriendin is anders en ‘gaat voor gemak’, althans, zo noemt zij het. Met gemak bedoelt zij koken uit ‘pak en zak’ of kiest soms gewoon voor ‘kant en klaar’.  Lekker, snel en gemakkelijk, is haar ervaring en goed te combineren met een drukke baan en een druk gezin. Nu ben ik geen voorstander van het koken uit een pakje, laat staan het kant en klare, maar zo af en toe kan ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en ben ik toch wel benieuwd naar het ‘gemak’ van dit postmoderne koken. Het moet wel populair zijn, want de keuze is enorm. Van ready-to-go voor de wok tot stomen in de magnetron, voor ieder wat wils, zo lijkt het. Nu had ik een heel ander idee voor de avonddis, maar als ik om kwart voor 8 nog moet beginnen met koken en manlief zo ongeveer uitgehongerd is, kan ik de verleiding niet weerstaan en laat mijn oog vallen op het pakje ‘dagschotel’ dat zich al vele maanden schuil houdt in het donkerste hoekje van mijn voorraadkast. Gehakt, broccoli en kaas, het klinkt hoopvol en belooft mij in elk geval ‘gemakkelijk en snel een gezonde, warme maaltijd op tafel te zetten’. Kijk, dat willen we!
Ik geef toe, ik begeef mij op onbekend terrein, maar het ‘gemak’ van de maaltijd ontgaat mij direct. Voor de bereiding van de dagschotel met gehakt, broccoli en kaas moet je namelijk de gehakt, broccoli en kaas zelf toevoegen. Dat lijkt in elk geval wel smaakvoller, maar waar we dan het pakje voor nodig hebben, is mij een raadsel. Van de tweede belofte ‘door het gebruik van de mix ben je altijd zeker van een goede smaak’ ben ik namelijk ook niet meer zo zeker. Als ik volgens de voorschriften de poedermix ‘aanmaak’ met water, verandert het gelijk in een onsmakelijk riekend drabje. Maar ik houd moed, want er gaat in elk geval lekker veel groente door. De broccoli moet kort worden voorgekookt en als het lekker knapperig ‘al dente’ is, gaat het bij het (zelf) rulgebakken gehakt en de drab. Nog snel even wat fijngesneden tomaten erbij en die feta tip klinkt ook goed. Het gerecht is in elk geval wel goed gevuld met groente maar al volg ik de  aanwijzingen op de verpakking op de voet, ik kan niet voorkomen dat mijn heerlijke groente een akelige dood sterft in wat mijn dagschotel moet voorstellen. Het eindresultaat is uitgekookte groente, gehakt en feta in een saus dat in elk geval voorziet in 67 % van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid verzadigde vetten en maar liefst 69% van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid natrium. Dat verklaart in elk geval de zoute smaak. Daarnaast bevat het gerecht maar liefst 18 ingrediënten en 6 allergenen. Ik vraag me af hoe ze het überhaupt allemaal in zo’n klein zakje krijgen? Waarschijnlijk door de goede smaak weg te laten, want het gerecht smaakt vooral zout en zuur en je slaat er ook direct van dicht.
Eén belofte maakt de verpakking wel waar, want dat het gerecht geschikt is ‘voor 3-4 personen’ is bepaaldelijk niet overdreven. Manlief stelt na het eten vast dat we nog zeker genoeg hebben voor morgen en dat ik niet hoef te koken! Zucht. Voor mijn vriendin heb ik een heel nieuw gevonden respect, want je zal dit maar elke avond moeten eten. Gelukkig is manlief bereid om vanavond het ‘kliekje op te eten. En ik dank de hemel op mijn blote knietjes als ik in de koelkast nog een pan met lichtgebonden rucola soep zie staan, die ik een dag eerder (natuurlijk vers) heb gemaakt. Opgelucht offer ik mij op om dat ‘kliekje’ dan maar op te eten, is de koelkast gelijk ook weer lekker leeg.
Vanavond kliekjesavond dus, krijgt Pup weer hertenbrokken met konijnenbout. Zucht, wat een hondenleven.

vrijdag 14 januari 2011

Pimpen

Herstellende van de griep heb ik de afgelopen week aardig wat opmerkingen gekregen in de lokale supermarkt. Van het voorzichtige “Griepje? Het is je wel aan te zien!” tot de recht voor z’n raap opmerking “Jee, jij ziet er écht niet uit”. Lekker dan! Dus heb ik, nu ik weer een beetje overeind begin te krabbelen, besloten om mijzelf maar een beetje te ‘pimpen’. Tja, het is misschien niet ‘puur natuur’ maar een beetje make-up doet vaak wonderen voor je uiterlijk – een beetje griep trouwens ook. En dus pimp ik er op los, want al voelt het lijf zich misschien nog niet helemaal ‘jottem’, het oog wil wel wat.
‘Pimpen’ is inmiddels een ingeburgerd begrip in onze taal, het staat zelfs in de Van Dale. Letterlijk betekent het opleuken of versieren en tegenwoordig kun je zo’n beetje alles wel ‘pimpen’. Je ‘looks’, je profiel of zelfs je eten. Aan dat laatste doe ook ik af en toe mee. Een simpel bosje rucola tover ik om tot een culinaire soep, een pastinaak promoveer ik tot goddelijk sausingrediënt en in plaats van een gewone ‘aardappel’ kies ik  voor de puree een zoete bataat die ik pureer met een lepeltje geraspte mierikswortel. Doodgewone groenten pimp ik tot culinair niveau.  En ik ontdoe gerechten van ongewenste allergenen en toevoegingen. ‘Pimpen’ betekent in  mijn geval dus niet noodzakelijkerwijze iets toevoegen om het gerecht op te leuken, soms leidt juist het weglaten van bepaalde ingrediënten tot een veel leuker resultaat; althans voor de voedsel-overgevoeligen onder ons.
Maar eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ook ik af en toe pimp met de nodige ‘bling-bling’. Ik pimp namelijk ook taarten en cakes en daar komen soms best wat ‘spiegeltjes en kraaltjes’ bij kijken. Of in elk geval veel kleur en soms glitter. Een taart op zich is natuurlijk al een ‘opgeleukte’ vorm van eten en heeft niet per se extra versiering nodig om feestelijk te zijn, maar soms wil je gewoon nét dat beetje meer. Een beetje glitter op je taart, een beetje glitter in je leven. Hoe vertrouwd – of noodzakelijk – het soms ook is om het bij de ‘veilige’ keuze te houden, af en toe heb je het nodig om even uit de ban te springen. Op de één of andere manier voelt het dan alsof we meer leven. Het ‘pimpen’ van een taart is soms dan ook veel meer dan eten ‘pimpen’, het is soms zelfs gewoon iemands leven ‘pimpen’. De kleur en de glitter terugbrengen. Als het in je vermogen ligt om dat voor een ander te realiseren zou je het dan laten? Want eerlijk is eerlijk, een beetje kleur en glitter hebben we af en toe allemaal nodig.
Toevallig was dat precies wat iemand mij laatst vroeg. ‘Hoe ik het toch voor elkaar krijg om voor de feestelijke momenten en de kinderen van anderen taart te maken’, doelend op het feit dat ik zelf zo zonder mijn ventje ben. De vraag overviel mij en bleef dagen rond spoken in mijn hoofd. Doe ik iets fout? Heb ik misschien iets over het hoofd gezien? Heb ik iets gemist? Ik denk dat de ander degene is die iets mist. Ik maak namelijk elke taart geïnspireerd door mijn ventje en met mijn ventje in mijn hart. De mooiste taarten heb ik voor hem gemaakt en de mooiste taarten maak ik nog steeds voor hem. Iedereen zou het begrijpen als ik nooit meer een taart zou maken en ik geef toe, het kost soms misschien wat moeite en wat emotie en daarmee neem ik soms een persoonlijk risico. Maar aan het einde van de rit is het niet het risico waar je spijt van hebt, zijn het niet die dingen die je gedaan hebt, maar juist die dingen die je gelaten hebt. En zijn het de kansen die je hebt laten liggen die je betreurt.
Getekend door het leven en het lot, maar met sterke wil blijf ik taarten maken. Roze taarten, blauwe taarten, pimpelpaarse taarten met glitter stippen. Want voor sommigen is het zoveel meer dan taart. Voor sommigen is het de vervulling van een wens of een kinderdroom. Voor sommigen is het niet alleen een ‘feesttaart’ maar het symbool van hoop, moed en kracht. Het onmogelijke dat alles weer mogelijk maakt. Als je nog nooit taart hebt gegeten of dacht nooit taart te kunnen eten, dat pimpt die taart veel meer dan je feestje, het pimpt  je leven. En dat is hoe ik het ‘voor elkaar krijg’. Ik laat de kans om andermans droom te vervullen, hoe simpel deze ook lijkt,  niet liggen. Ik zou het altijd betreuren. Hun dankbaarheid, de tranen in hun ogen van blijdschap, die glitter, dat is mijn prijs. En die glitter is nu precies wat mijn leven pimpt.

donderdag 6 januari 2011

Soep

‘Mamma, mijn neusje huilt!’, zei mijn ventje, destijds 1 jaar oud, toen hij verkouden was. Prachtig vind ik het, hoe kinderen met pure eenvoud in de simpelste bewoordingen dingen zo mooi en accuraat weten te omschrijven. Als volwassenen zijn wij dat vaak vergeten en ook als auteur lukt het mij niet altijd om iets zo prachtig en toch zo simpel te verwoorden. Kinderen weten mij vaak te ontroeren en diep in mijn hart te treffen. Zo zei een vriendje van mijn ventje met kerst ‘oh maar Daan is er bij, want met kerst zie je overal sterretjes’ en stond het dochtertje van een vriendin erop om een rode kerstster  te kopen: ‘want rood is zijn lievelingskleur’. Simpel, doeltreffend en oneindig lief. Het warmt mijn hart. Niet alles is een herinnering, soms is het nog heel erg hier en nu.
Zo ook het blog dat gisteravond ineens op het web verschijnt. Zo maar heel spontaan geschreven door iemand die ik op de Margriet Winterfair heb ontmoet. Een mooi mens met – zo blijkt – prachtige woorden. Prachtige woorden over mij. Ik word er stil van. Het geeft mij kracht, zeker op een anderszins troosteloze dag als vandaag. Een dag waarop de hele hemel wel lijkt te huilen. Een dag die volkomen in de soep lijkt te lopen want helaas hebben de negen soorten groenten door mijn macaroni gisteravond niet veel effect meer gehad (behalve dan het feit dat het waanzinnig lekker was). De griep heeft meedogenloos toegeslagen. Ik heb toch al behoorlijk wat rondes overgeslagen dit afgelopen jaar, maar soms is er geen ontkomen aan. Tja, net als het leven eigenlijk. Tot op zekere hoogte bepaal je zelf hoe je leven eruit ziet, maar je hebt niet altijd invloed op de kaarten die het leven je toebedeelt. Wat je wel in de hand hebt, is hoe je ze speelt.
Ik trek een muts over mijn hoofd en hijs mijn grieplijf in mijn winterjas, want griep of geen griep, weer of geen weer, de hond moet uit! Het kortere rondje door de velden vandaag, want het gaat om de buitenlucht en de beweging maar met een lijf dat voelt alsof het de marathon der griepbacillen loopt, hoef ik het niet te overdrijven vandaag. Althans, dat vind ik zelf. Op de terugweg van het veld nog snel even langs de lokale super voor wat boodschappen, want ik heb enorm trek in de verse groentesoep die ik altijd voor mijn ventje maakte: verse runderbouillon met groente*. Bij de supermarkt aangekomen, besef ik onmiddellijk dat mijn timing niet zo handig is. Het tijdstip waarop de school uitgaat. En dat betekent drommen moeders en kinderen. Er zijn zo van die dingen die al langzamerhand uit je systeem verdwijnen. Dit is er één van.
Op hoop van zegen duik ik snel de winkel in, muts diep over mijn hoofd getrokken, in mijn oude jas met joggingpak maar liefst, het kan bijna niet beter. Reeds bij de groente word ik door diverse vriendelijke dorpsgenoten aangesproken die ‘hier of daar’ over mij gelezen hebben en daar enthousiast op reageren. ‘Maar wat zie je er uit!’ Tja. Griep. ‘Maar jij toch niet!’ Moeders (en auteurs blijkbaar) kunnen nu eenmaal niet ziek worden en als je mijn kaarten telt, zou ik eigenlijk de rest van mijn leven verschoond moeten blijven van de griep. Dat zou mooi zijn. Ik snel naar de kassa, verlangend naar mijn verse pan soep en achter mij wordt intussen druk gespeculeerd over ‘welke’ griep ik heb. Of het nu de lokale variant is, of de ‘luxe’ Mexicaanse versie, het is volkomen irrelevant. Griep is griep en je voelt je gewoon waardeloos.
Inmiddels pruttelt de groentesoep op het fornuis – ondanks de griep loopt deze dag dus niet helemaal in de soep-  en met weemoed denk ik terug aan ‘vroeger’. De soep geurt tot buiten aan toe en even is alles weer ‘zoals het hoort’. De voorgesneden soepgroente, is natuurlijk ‘not done’ maar met tranen die inmiddels overal uitlopen, kan ik momenteel niet meer opbrengen. Als kookboekauteur word je echter geacht ‘no matter what’ iets heerlijks op tafel te toveren. Toen ik laatst eens heel druk was en geen tijd had om uitgebreid in de keuken te staan, haalde ik bij de slager van die heerlijke voorgedraaide gehaktballen. Grote, heerlijke ballen die je alleen nog maar hoeft te braden. Onmiddellijk kreeg ik een opmerking van een andere klant ‘bent u niet die kookboek schrijfster? U maakt toch altijd alles zelf?’ Ja, dat is waar. Maar een heel enkel keertje, heb ook ik weleens geen zin en laten we wel wezen, de ‘ballen van de slager’ zijn gewoon héérlijk! Ik zie het als een goede kaart die het leven mij toebedeelt.
Met in gedachten de prachtige woorden van blog auteur ‘J’ die mijn ziel verwarmen en de heerlijke kop soep die mijn lijf verwarmt, denk ik aan dat wat het leven mij heeft ontnomen maar vooral ook aan dat wat het leven mij heeft gebracht en nog steeds elke dag opnieuw weer brengt. Mooie mensen, warme woorden, heerlijke soep en grote ‘ballen’. Ik denk dat als mijn neusje vandaag huilt, ik gewoon maar eens meebrul. Met tranen van vreugde, tranen van verdriet en tranen van die ellendige griep. Blijf maar even uit mijn buurt, het kan zo maar besmettelijk zijn.

*Het recept voor verse bouillon vind je in ‘Lekker eten’ op pagina 30 - 33.

dinsdag 4 januari 2011

Een mespuntje lente

Een nieuw jaar. 1 januari ging verscholen onder een rookgordijn en even voelde het als al die andere ‘eerste dagen’ van januari: het ‘morning after’ gevoel dat je overspoelt wanneer je na al die warmte en gezelligheid van de decembermaand wakker wordt op een kille, sombere, troosteloze dag. Natuurlijk kan het staartje champagne van vorig jaar je een beetje opvrolijken, terwijl je knaagt op een koude oliebol, met een half oor luisterend naar het nieuwjaarsconcert op tv en overweegt om je bed weer in te duiken. Want na vandaag duurt het nog zeker 364 dagen voor de kurken en rotjes weer knallen.

Dit jaar weten dag 2 en 3 mij echter te verrassen als ik wakker word en de zon zie stralen. Wat een licht! De kerstboom moet onmiddellijk het veld ruimen, zodat ik mij achter het raam kan koesteren in de warmte van de zonnestralen. Een uitstekend weertje om met de hond door de velden te struinen! In de boomgaard is het prachtig. Resten sneeuw als littekens in het groen ontluikende landschap. De zon heeft de wolken haar sterke kant laten zien en de strijd gewonnen. Het blauw zegeviert en het ‘riekt’ naar lente! Tegen de schoonheid van een groot pak witte sneeuw kan niets op, maar nadat de wereld wekenlang door een wit kleed is bedekt, merk ik nu pas hoe saai dat eigenlijk ook weer is. Ik heb zo’n behoefte aan groen, aan kleur. Ik geniet ervan hoe alles wat wekenlang dood leek te vriezen, weer dapper zijn groene sprietjes omhoog steekt. Ook de hond geniet van het landschap, maar heeft vooral oog voor het lekkers dat hij aantreft.  Hij verheugt zich over het feit dat een hazenkarkas en konijnenbout uitstekend geconserveerd zijn gebleven onder de koude laag sneeuw. Je moet er maar van houden!
Toch ben ik het wel met hem eens dat je van zo’n stevige wandeling door het ontluikende landschap ook stevige trek krijgt. Met de lente in het vooruitzicht loopt het water mij in de mond bij de gedachte aan prachtig rode tomaten, verse kruiden en weelderige gewassen in mijn moestuin. Bij het –tijdelijke- gebrek aan die overvolle moestuin moet ik het doen met de ingrediënten van dit seizoen en iets op tafel toveren waarmee ik mijn Mediterrane gevoel een dagje vast kan houden. Het wordt minestronesoep, de aangeklede versie. Het recept vind je op pagina 136 van mijn kookboek ‘Lekker eten met voedselovergevoeligheid’. Vandaag verrijk ik de soep met spekreepjes, tomaat, geroosterde puntpaprika’s (pagina 132 van ‘Lekker eten’) en Parmezaanse kaas. De spekreepjes gaan als eerste in de pan, de kaas als laatste. Voor een vegetarische (of varkensvleesvrije) versie laat je de spekreepjes gewoon weg. Een Zuid-Europese vriend van mij omschreef die variant eens als ‘a vegetarians dream.. or anyone else’s for that matter’. Daar heb ik niets aan toe te voegen! Of.. misschien toch wel: een fantastische zelfgemaakte focaccia! Gewoon, om mijn zonnige gevoel compleet te maken. Gevuld met geroosterde puntpaprika’s, zonnige tomaatjes en mozzarella. Dat en het mespuntje lente zijn voldoende om de zon ook in huis te doen stralen. En als ik even later mijn niets minder dan perfecte focaccia uit de oven haal, weet ik het zeker: ook de lente begint bij jezelf!
Recept focaccia*:
Ingrediënten:
1 zakje gedroogde gist
500 gram patent tarwebloem
snufje zout
325 ml handwarm water
7 eetlepels olijfolie van goede kwaliteit
Voor de vulling: alles waar je zin in hebt: rozemarijn met grof zeezout of liever (een combinatie van) ui, olijven, knoflook, (zongedroogde) tomaat, prosciutto of pancetta, mozzarella of Parmezaan.
Bereiding:
Verwarm de oven bijtijds voor op 240°C.
Doe de gist in een kommetje en voeg daar een paar eetlepels handwarm water aan toe. Even doorroeren en een eetlepel bloem toevoegen. Weer even doorroeren en dan laten staan zodat het papje kan gisten en rijzen.
Zeef ondertussen de bloem en voeg het zout toe.
Maak een kuiltje in het bloemmengsel, giet daar het gistpapje in en dek af met nog wat bloem.
Even wachten tot het bloemdakje ‘breekt’ en dan met de rest van het water en 4 eetlepels olijfolie vluchtig kneden tot een mooi glad deeg.
Bestrooi de bovenkant met een beetje bloem en dek de kom af met een theedoek, waarna je het deeg een klein uurtje op een warme plek laat rijzen.

De vulling kun je er daarna vluchtig doorheen kneden, maar je kunt het er ook op leggen of in steken.
Bekleed een bakplaat met bakpapier.
Leg het deeg hierop en druk het met je handen voorzichtig uit tot een mooie ovale vorm. Het deeg moet dan nog ruim 1 cm dik zijn.
Doe de resterende 3 eetlepels olijfolie in een kommetje en voeg daar ca. 2 eetlepels handwarm water aan toe.
Doop nu steeds twee vingers in het olijfoliewater mengsel en steek de vingers daarna in het deeg. Steek op die manier het hele deeg vol ‘putjes’.
Je kunt er daarna nog grof zeezout over malen of verse kruiden over strooien, wat je wilt.
Plaats de bakplaat met de focaccia in het midden van de oven, temper de temperatuur tot 220°C en bak de focaccia gedurende 20-25 minuten.
*Het basisrecept focaccia is o.a. vrij van koemelkeiwit, lactose, kippenei, soja, noten en pinda.